HET CARILLON VAN VEENDAM VERNIEUWD  Terug

De vervanging in 2008 van het carillon in de toren van de Hervormde kerk in Veendam door een vrijwel geheel nieuw instrument was de laatste en ultieme stap om te komen tot een goed klinkende en volwaardige beiaard voor de Parkstad. Het daarbij opgeruimde carillon was er in 1958 gekomen voortvloeiend uit de viering van het 300-jarig bestaan van Veendam in 1955. In de 50 jaar van zijn bestaan zijn diverse pogingen gedaan de kwaliteit van het instrument te verbeteren, maar steeds moest geconstateerd worden dat het resultaat van de werkzaamheden te wensen overliet.


Adolph Rots ___________________________________________________________

Veendam ligt in het hart van de Groninger veenkoloniën. Met de ontvening van dit enorme moerasgebied werd in 1599 begonnen, daar waar nu Oude en Nieuwe Pekela liggen. Van daaruit werd het veen in zuidelijke richting afgegraven en pas in de eerste helft van de 20ste eeuw kwam dat zware werk tot een eind. Het bracht de stad Groningen, die veel bezittingen had in dit ontoegankelijke gebied, grote welvaart. In 1647 was men toe aan het ontginnen van de Wildervang, een moerasgebied waar nu Veendam en Wildervank liggen. De eerste steen voor de kerk in de nederzetting Veendam werd in 1660 gelegd.


Een stukje geschiedenis


In de toren, toen slechts één gemetseld vierkant met een puntdak hoog, kwam een klok te hangen die al een hele rondreis had gemaakt. Ze was in 1544 gegoten door Geert van Wou jr. voor de Nicolaïtoren in Appingedam. Daar maakte ze deel uit van een groep klokken die niet alleen werden geluid, maar waaraan ook een melodische functie was toebedeeld. Of dit alleen automatisch of ook handmatig geschiedde is niet bekend.

Bij de brand van de Martinitoren in Groningen op 15 maart 1577 ging, behalve de tot 120 meter reikende spits, ook een aantal klokken verloren. Er zijn verschillende overleveringen over de wijze waarop daarna de Damster Van Wou-klok in de Groninger Martinitoren is terecht gekomen, uiteenlopend van in het laagveen gevonden oorlogsbuit, achtergelaten bij de terugtrekking na de troebelen van 1568 (het begin van Tachtigjarige Oorlog), tot acties van gewapende bendes die vanuit de stad door de Ommelanden trokken en her en der klokken buit maakten en deze naar Groningen brachten. Na het herstel van de Martinitoren in 1627 en de aanschaf van het Hemony-carillon in 1664 was de Van Wou-klok overbodig geworden. Burgemeesters en Raad van Groningen besloten op 11 oktober 1664 oude klokken uit de Martinitoren te verkopen om het nieuwe uurwerk en klokkenspel te kunnen betalen. Op 5 november 1664 hebben Gedeputeerde Staten de Van Wou-klok gekocht ten behoeve van Veendam.

Het is waarschijnlijk dat de in de Veendammer torenromp hangende luidklok gezelschap had van een kleine klok in de spits van de toren, een verschijnsel dat op veel plaatsen in Groningen gebruikelijk was. Omstreeks 1900 werd het stenen gedeelte van de toren verdubbeld in hoogte en een nieuwe spits aangebracht waarin vier vensterluiken zijn opgenomen. De luidklok, (nu) tevens uurslagklok, kwam in het tweede vierkant te hangen. Bij de klokkenvordering in 1943 werd ze verwijderd uit de toren maar keerde, zij het in gehavende staat, terug. De scheuren werden gelast maar de klankkwaliteit van de klok was niet meer de oude. Dat zal (mede) de reden zijn geweest dat ze in 1958 bij de aanschaf van het eerste carillon jammer genoeg werd opgeofferd als klokspijs.

De stichting Veendam 300 hield na de bekostiging van de viering van het 300-jarig bestaan van Veendam in 1955 een bedrag van veertienduizend gulden over. Dit maakte, samen met de baten van een winkelweekactie en een huis-aan-huis collecte, de aanschaf van een carillon mogelijk dat het jubileumjaar nog lang zou markeren. Het werd een 3-octaafs spel van 36 klokken op basis c2, gegoten en geïnstalleerd door de klokkengieterij Van Bergen uit het op 14 km afstand gelegen Heiligerlee. De klokken c2, dis2 en g2 werden tevens voor gebruik als luidklokken aan krukassen opgehangen. Het automatisch spel werd uitgevoerd met kartonnen ponsbanden en boven de manuaaltoetsen opgestelde elektromagneten. Wellicht nog geïnspireerd door het vroegere spitsklokje kwamen de kleinste twaalf klokjes achter de spitsvensters te hangen en de overige klokken in het tweede torenvierkant. De galmgaten daarvan werden vervangen door betonnen raamwerk. Het klavier kwam tussen de klokken op de uurwerkzolder te staan. Ook was er een elektrische verbinding tussen het orgel in de kerk en de automaatmagneten waardoor bespeling vanuit de kerk mogelijk was.

Hoewel de eerste beiaardier van Veendam, Adriaan Antonisse (van 1958 tot 1965) en diens opvolger Bert Scholten (van 1965 tot 2001) hun best hebben gedaan het instrument zo goed mogelijk tot klinken te brengen, werd dit hun niet eenvoudig gemaakt. De aanleg van de mechanische en elektrische bespelingsopties bleken zeer storingsgevoelig, ja zelfs gevaarlijk te zijn vanwege de hoge stuurspanning. De povere klankresultaten deden de populariteit van het instrument ook geen goed waardoor zelfs stopzetten van bespeling werd overwogen.

In 1973 constateerde de Adviescommissie van de Nederlandse Klokkenspel-Vereniging dat er veel aan het Veendammer carillon schortte. Behalve de slechte bespeelbaarheid was daar ook de zeer matige kwaliteit van de Van Bergen-klokken: inhomogeen van klankkleur, kort van klank en bepaald niet nauwkeurig gestemd.

In de jaren '80 werd in verschillende fasen een groot aantal verbeteringen uitgevoerd door klokkengieterij Eijsbouts. De klokjes uit de spits werden bij de overige in de toren gehangen, er kwam een nieuw (4-octaafs) klavier, de speelmechaniek werd herzien, het automatisch spel werd ingericht met een computer en elektromagnetische speelhamers, het klokkenbestand werd met vijf kleine klokjes (cis5-f5, met een sterk afwijkend, dik profiel) uitgebreid tot 41 klokken en de sterk gesleten gietijzeren klepels werden vervangen door exemplaren van mangaanmessing. Wel werd de verticaal/horizontaal overbrenging met zware, in glijlagers gelegen, tuimelassen gehandhaafd. Het klavier met zijn lange, buiten het frame uitstekende balanstoetsen stond boven de klokken. De toetsgang werd ondersteund door spiraalveren tussen het toetsuiteinde en een frame boven het klavier. Bij gebruik van een toets produceerde de bijbehorende veer een irritante, duidelijk van de betreffende klok afwijkende toon. Alle verbeteringen ten spijt, bleef het een weinig inspirerend instrument omdat de klankbronnen zelf, de klokken, van onaanvaardbaar slechte kwaliteit waren, ook rekening houdend met de tijd waarin ze werden gegoten. Bij recente bestudering van deze klokken (in 2005/7) kwam een zeer onregelmatig diameter- en gewichtsverloop naar voren, vooral bij de kleinere klokken. Bij de analyse bleek het brons te zijn samengesteld uit 77% koper, 14,4% tin, 3,7% lood, 3,6% zink en nog wat sporen ijzer en andere materialen, daarmee belangrijk afwijkend van de als ideaal beschouwde koper/tinverhouding van 80/20.


Vernieuwing


Vanaf het moment van zijn aantreden (in 2001) als beiaardier heeft schrijver dezes aangedrongen op het zetten van de finale stap: de vervanging van de beiaard door een nieuw instrument dat voldoet aan de eisen die aan een modern carillon kunnen worden gesteld. Hoewel de aangedragen argumenten wel aanvaard werden, waren er niet meteen financiële middelen om tot een dergelijke stap over te gaan. Pas toen bleek dat het framewerk waarin de klokken waren opgehangen door ernstige roestvorming instabiel was geworden en gevaar voor instorting aanwezig was en ook bouwkundige gebreken aan de toren zelf waren geconstateerd, kon in de gemeentelijke begroting een aanzienlijk bedrag voor herstel daarvan worden opgenomen. Dit vormde, samen met de verrassende opbrengst van een succesvolle door de daarvoor opgerichte stichting Ton voor 't carillon onder bevolking en bedrijfsleven van Veendam gevoerde actie, de basis voor de beslissing van de gemeenteraad van Veendam om daadwerkelijk tot vernieuwing van het carillon over te gaan. Om de kosten zo laag mogelijk te houden zouden nog goed bruikbare onderdelen van het bestaande carillon worden hergebruikt. In de praktijk bleek dat het geval te zijn met het klavier dat door Eijsbouts in 1980 was geplaatst en met de 25 magneethamers van het automatisch spel. De drie Van Bergen-klokken die ook als luidklok hadden gefunctioneerd zouden als zodanig opnieuw worden geïnstalleerd.

De opdracht tot vernieuwing werd op basis van een Raadsbesluit van 2 juli 2007 gegeven aan de Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen. Van gemeentewege werd het werk begeleid door een projectgroep waarin ondergetekende zitting had voor advisering bij de specifieke carillonaspecten. In oktober daaropvolgend werd het oude carillon ontmanteld en verwijderd. De productie van de onderdelen van het nieuwe instrument verliep zo spoedig dat al in maart 2008 de montage in de toren kon plaatsvinden. Aan de afwerking van de verschillende onderdelen is veel aandacht besteed, wat in de stabiliteit van de constructie en in het goede functioneren van het instrument tot uitdrukking komt. De officiële ingebruikname vond plaats op 18 april 2008. Bauke Reitsma deed daarvan verslag in aflevering 103 van Klok en Klepel.

Verschillende aspecten van het nieuwe 4-octaafs instrument passeren nu de revue.


De klokken


Er werden 49 nieuwe klokken gegoten in de reeks f1-g1-a1-chrom.-g5 waarbij g1 als c1 op het klavier is aangesloten. Alleen de f1-klok heeft een sierrand met het motief 'vioolspelende engel tussen bladrozetten' en daaronder een sierrand bestaande uit in een bladkruis uitlopende boogjes. Tussen de sierranden is de gietersnaam geplaatst: PETIT & FRITSEN, AARLE-RIXTEL, HOLLAND. Tevens draagt deze klok de afbeelding van het wapen van Veendam, bestaande uit een Franse lelie en een uit een wolk komende arm met een hand die een olijftak vasthoudt, waaruit een adder komt die over de arm gaat; daaronder het opschrift GEMEENTE VEENDAM. Op de faussure is een sierring aangebracht. De overige klokken zijn glad uitgevoerd. Diameters en opschriften van alle klokken staan in nevenstaande tabel. Aan de stemming en het ontzweven van de klokken is veel aandacht besteed, teneinde een aangename, niet-vermoeiende totaalklank te waarborgen.

Aangezien er geen luidklokken in de beiaard zijn opgenomen, worden alle klokken met behulp van klepels bespeeld. De klepelbollen zijn van mangaanmessing en de klepelstelen zijn in lengte variabel waardoor nauwkeurig de juiste aanslagplek gevonden kan worden. Indien gewenst kan na verloop van tijd de klepelbol gedraaid worden. Opgerolde bladveren achter de klepel worden pas actief vanaf klok 18. De 28 grootste klokken hebben uit het midden geplaatste klepelscharnieren. De klepels van de overige klokken scharnieren op de centrale klokbevestiging.


Het frame


Hangend aan de betonconstructie van de toren werd een nieuw frame van verzinkt staal geconstrueerd voor de ophanging van de klokken en de plaatsing van de gerichte tuimelaars. Aan de onderzijde is het frame verankerd tegen zijdelingse bewegingen. De 49 klokken zijn over drie niveaus verdeeld: de grootste acht boven, de volgende dertien in het midden en de kleinste onderaan, alle hangend aan zes bilinga-houten balken ter weerszijden van het tuimelaarrek. Bespeling vindt nu plaats vanuit een nieuw gebouwde speelcabine, gesitueerd onder de klokken.


Tuimelaars


De armen van de in roestvast staal uitgevoerde gerichte tuimelaars zijn alle voorzien van zeven met nylon gevoerde gaten en staan onder een hoek van 120º ten opzichte van elkaar. De beweging van de aanhechtingsplaats van de klepeldraad volgt daardoor nauwkeuriger de klepelbeweging dan bij haakse tuimelaararmen het geval is. De aanhechting van de gevlochten stalen klepeldraden verloopt van het derde gat (geteld vanaf de tuimelaaras) bij de grootste klokken tot het zevende gat bij de 13 kleinste klokjes. De daardoor van ca. 1,5 cm tot ruim 2 cm oplopende klepelgang levert een speelaard op die een groot dynamisch bereik mogelijk maakt. Daar draagt ook de versnelling aan bij die de klepel bij de klokken van het hoogste octaaf ondervindt vanwege de ietwat stompe hoek die gevormd wordt door de klepeldraad en de klepelsteel. Ondanks de dempende werking van het gevlochten staaldraad vertonen enkele lang uitgevallen klepeldraden slingering bij herhaalde aanslag van de desbetreffende toetsen. Dit hinderlijke verschijnsel moet nog worden geëlimineerd, hetzij door een fixerende ophanging van de draad hetzij door het kiezen van lichter materiaal.


Het klavier


Het bestaande klavier, uitgevoerd in mahoniehout, is geheel gereviseerd en in een donkerrode kleur gebeitst. De manuaaltoetsen zijn aan de achterzijde tot normale lengte ingekort. Er zijn zeven toetsen voor het manuaal bijgemaakt in dezelfde vormgeving als de oude, die opvallen door hun dikte: rond op doorsnede, achteraan 22 mm en vooraan 19 mm bij de ondertoetsen en achteraan 22 mm en vooraan 18 mm bij de boventoetsen. Voor de f1-klok werd een bes0-toets aan het pedaal toegevoegd. Opvallend is ook de schuin geplaatste onderrand van het toetsenraam. Hierdoor ontstaat een maximaal raakoppervlak tussen de ingedrukte toets en het vilt van de onderrand. Voor de opgaande draden met de draadregelaars moest een nieuwe geleidingslat worden aangebracht. De oude vaste bank is vervangen door een nieuwe, nu wel in hoogte verstelbaar exemplaar, eveneens donkerrood gebeitst.


De automaat


Er is een 10-tal nieuwe magneethamers toegevoegd zodat de klokken 1 - 35 in het automatisch halfuurspel kunnen worden betrokken. De heel- en halfuurslag vinden op de grootste klok plaats. De 'PCE flat'-computer is in de speelcabine aangebracht en de relaiskast in de uurwerkruimte waardoor een ruime en overzichtelijke speelcabine is ontstaan. Al vrij spoedig na de ingebruikname zijn de magneethamers op minder luid spel afgesteld. Ook zijn er kortere melodieën ingespeeld dan die bij de aanschaf waren meegeleverd. Thans klinkt de automaat tot tevredenheid van alle bewoners in de omgeving van de toren.

Het klankresultaat van de nieuwe beiaard is datgene geworden wat vooraf was beoogd: een instrument waar het grootste deel van de beiaardliteratuur op adequate wijze kan worden uitgevoerd, niet langer beperkt door de magere klank van de oude klokken maar briljant en stralend in alle dynamische schakeringen. Door de geringe hoogte van de toren en de open constructie van de beiaardkamer klinkt de beiaard in de directe nabijheid van de toren vrij luid. Daar staat tegenover dat de beiaard nu in een veel groter deel van de binnenstad hoorbaar is geworden en dat er in de parkachtige omgeving voldoende plaatsen zijn te vinden waar het instrument aangenaam klinkt, ook zonder storende omgevingsgeluiden.

De veranderingen aan hun carillon zijn aan de inwoners van Veendam niet ongemerkt voorbijgegaan. Velen hebben er enthousiast op gereageerd. Ontroerend waren, daags na de ingebruikname, de reacties na de vertoning in Cultuurcentrum Van Beresteyn van de DVD-productie die de Filmgroep Dubbel 8 gemaakt heeft tijdens de afbraak van het oude en de opbouw van het nieuwe carillon. Het is nu zaak dit kostbare bezit de plek te geven in het culturele leven van Veendam die zo'n prachtvol stadsinstrument toekomt.
Literatuur
- C.P.J. van der Ploeg, Vijf veenkoloniale kerken in de 17de eeuw; in: Mededeling 13 van de Stichting Oude Groninger Kerken, april 1975.
- Dr. André Lehr, ing. J.W.C. Besemer, Zingende Torens deel II, Zutphen 1994.
- A. Rots, H. de Olde, So menichmael ghij hoort den helderen clockenslach, Groningen 2005.